Translate

woensdag 22 oktober 2014

Ita Wegman en Rudolf Steiner over Stigmata

1
Ita Wegman en Rudolf Steiner over Stigmata


Rob Steinbuch, 18 januari 2012.
There are more things in heaven and earth, Horatio,
Than are dreamt of in your philosophy.
Hamlet, Act. II, Scene V, William Shakespeare.
Samenvatting
Ita Wegman heeft in 1927 over de stigmatisatie van Thérèse Neumann een artikel geschreven in het tijdschrift “Natura” (lit. 1).
Daarin komt zij tot een afwijzend oordeel over stigmatisatie als zodanig: “Es ist nicht ein nachzufolgender Weg, der etwa aus einer gesunden geistigen Entwickelung heraus betreten werden soll”.
Bij navraag bij het Ita Wegman Instituut in Arlesheim is gebleken dat daar geen latere publicaties van Ita Wegman over dit onderwerp bekend zijn.
Deze uitspraak staat haaks op de positieve visie van Rudolf Steiner, zoals hij deze in zijn voordrachten van 6 juni 1907 in München, 30 mei 1908 in Hamburg en 14 oktober 1911 in Karlsruhe heeft uitgesproken (lit. 2). Vooral de laatstgenoemde voordracht is belangrijk, omdat hij daarin ook sprak over het begin van het opnemen van het fantoom of opstandingslichaam.
De vraag is hoe dit beoordelingsverschil kan worden verklaard.
Wanneer men de argumenten achter beide visies met elkaar vergelijkt blijkt dat Ita Wegman uitgaat van een ziektebeeld, terwijl Rudolf Steiner erop wijst dat bij de stigmatisatie de constitutie van de betreffende persoon een fundamentele verandering ondergaat.
Verder is het opmerkelijk dat Ita Wegman - geheel tegen haar gewoonte in - geen enkele verwijzing geeft naar deze visie van Rudolf Steiner. Wel verwijst zij naar een gesprek dat zij met Rudolf Steiner heeft gehad over Kaspar Hauser. Dat doet vermoeden dat zij van zijn uitspraken in de genoemde voordrachten niet op de hoogte was.
Uit de biografie die J.E. Zeylmans van Emmichoven over Ita Wegman heeft geschreven (lit. 3) kan men de conclusie trekken dat Ita Wegman bij de genoemde voordrachten hoogstwaarschijnlijk niet aanwezig is geweest. In 1927 was er nog geen documentatiesysteem zoals wij dat vandaag de dag kennen. Ofwel, Ita Wegman was inderdaad vermoedelijk niet op de hoogte van de mening van Rudolf Steiner over dit onderwerp.
De hamvraag is dan vervolgens: Wat zou Ita Wegman hebben geschreven wanneer zij wel op de hoogte was geweest van de visie van Rudolf Steiner?
Thérèse Neumann
Thérèse Neumann leefde van 8 april 1898 tot 18 september 1962 en leefde dus 64 jaar. Zij heeft steeds in Konnersreuth, een klein dorp in N.O. Beieren, gewoond. Daarom werd zij ook wel “Resl von Konnersreuth” genoemd.
Zij was de oudste van 11 kinderen.
Op 14 jarige leeftijd wilde zij al missiezuster worden en begon zij voor haar kloosteruitzet te sparen. Vanwege de oorlog was deze intrede niet mogelijk, omdat haar vader en de boer waarbij zij werkte naar het front moesten.
In 1918 hielp zij mee met het blussen van een brand. Daarbij overbelastte zij haar rug. Dat leidde in dat jaar tot een reeks van ongelukken, waardoor zij in 1919 verlamd raakte en ook haar gezichtsvermogen verloor. Zij kreeg zo nu en dan ook last van doofheid.
Intussen had Thérèse een bijzondere spirituele band opgebouwd met Thérèse van Lisieux (1873 – 1897).
2
Op de dag van de zaligverklaring van Thérèse van Lisieux, 29 april 1923, trad een plotselinge en medisch onverklaarbare genezing van haar blindheid op. Op de dag van de heiligverklaring van Thérèse van Lisieux, 17 mei 1925, genas ook haar verlamming, eveneens op medisch onverklaarbare
wijze.
In het voorjaar van 1926 trad bij haar stapsgewijze stigmatisatie op. Tevens kon zij vanaf die tijd geen voedsel meer verdragen.
Vanaf 1927 was ze weer in staat om op het land te werken en werkte zelfs mee bij het bouwen van een huis.
Tegelijk echter kwamen er veel mensen bij haar op bezoek die behoefte hadden aan haar liefdevolle uitstraling en haar troostend woord.
Zij kreeg visioenen over het leven van Jezus die te vergelijken zijn met die van Anna Katharina Emmerick en de ervaringen tijdens de “tijdreizen” van Judith von Halle; zie ook lit. 5.
Na 1933 kreeg zij te maken met de tegenwerking van de nazi’s. Zij hielp heimelijk mensen in het verzet en stond in feite dan ook onder permanente bewaking.
Na 1945 kwam het bezoek weer op gang. Daaronder waren ook veel Amerikaanse militairen. Zij stond waar mogelijk altijd klaar voor anderen, maar wees elke vorm van sensatie af.
Thérèse stierf op 18 september 1962, nadat zij al vrij lang aan angina pectoris had geleden.
Sinds 2005 loopt er een proces dat gericht is op haar zaligverklaring.
Een uitgebreide biografie van haar vindt men in lit. 4.
Verder is een en ander over Thérèse Neumann beschreven door Wolfgang Garvelmann in zijn vergelijkende studie over Anna Katharina Emmerick, Thérèse Neumann en Judith von Halle (lit. 5).
Das Menschenkind aus Konnersreuth
De stigmatisatie van Thérèse Neumann baarde ook in antroposofische kring nogal wat opzien en dat was voor Ita Wegman de reden om zich met dit verschijnsel bezig te houden.
In haar artikel verwijst zij allereerst naar een gesprek dat zij met Rudolf Steiner over het mysterieuze optreden van Kaspar Hauser heeft gevoerd. Zij omschreef dit als “ein Versuch der geistigen Welt, die Menschen in der meist materialistischen Zeit daran zu erinneren, dass es noch etwas anderes gibt, als was das philiströse Denken sich träumen lässt…. Von diesem Gesichtspunkte aus ist es auch notwendig, sich mit dem Vorgang im Konnersreuth zu beschäftigen”.
Zij besloot dr. Eberhard Schickler uit Stuttgart op onderzoek uit te sturen. Eberhard Schickler (1895 – 1963) was een naaste medewerker van Ita Wegman. Hij was na 1945 een prominente vertegenwoordiger van de antroposofische geneeskunst. Zijn biografie is door Joop van Dam beschreven in lit. 6. Ook in lit. 3 wordt regelmatig naar hem verwezen.
Zijn rapportage is opgenomen in het artikel. Het gaat om een ééndaags bezoek, en wel op vrijdag, de dag van de visioenen en van de “bloedingen”.
Het verslag van Schickler ontroert door de ondertoon van medelijden: “Ein ernstes Schicksal hat die Menschen vor ein großes Rätsel gestellt. Im Fichtelgebirge lebt in einem einsamen Dorf ein Menschenkind, ein jetzt 29jähriges Mädchen (Schickler is dan zelf pas 32 jaar oud!), das die Wundmale der Passion an sich trägt…… Seit Januar 1927 nimmt sie keine feste Kost und flüssige Nahrung; einzig nimmt sie täglich den 7. bis 8. Teil einer Hostie mit einem Teelöffel Wasser”.
Schickler beschrijft met nauwelijks ingehouden verontwaardiging hoe de artsen Thérèse onderwerpen aan de zwaarste proeven om na te gaan of er sprake was van bedrog.
Hij eindigt met de zin: “Es entspinnt sich auch immer deutlicher ein Kampf zwischen den Ärzten, die Thérèse Neumann geradezu für sich fordern, und der Empfindung weiter Kreise, die dem Wunder nachhängen”.
Ita Wegman gaat in haar artikel vervolgens in op de mogelijke diagnose.
3
Die Frau ohne Ich
Ita Wegman beschouwt het gebeuren als ziekte.
Zij probeert allereerst een verklaring te geven voor het niet gebruiken van voedsel. Zij komt tot de conclusie dat de levenskrachten in dit geval gevoed worden door de inademing van zuurstof uit de atmosfeer.
Vervolgens omschrijft zij de constitutie van Thérèse Neumann als “plantaardig”; “Sie ist wie eine Pflanze den kosmischen Einflüssen ausgesetzt; ohne bewußte Schulung kommt sie zum Geisterleben”.
Dat is volgens Ita Wegman mogelijk omdat het etherlichaam zich uit het fysieke lichaam heeft losgemaakt. Dat verklaart zij vervolgens uit de ziektegeschiedenis van Thérèse voor haar 21e jaar: de verlamming, de blindheid en de doofheid. De verschijnselen wijzen erop dat “das Ich aus der Sinnes- und Bewegungsorganisation weitgehend ausgeschaltet ist. Dies könnte man als Anfangsstadium bezeichnen. Von diesem Augenblicke an war Thérèse Neumann ein Mensch, bei dem das Ich weitgehend aus dem Leibeszusammenhang gelöst war.”
Dat zou vervolgens de gebeurtenissen verklaren tijdens de lijdensbelevingen op de vrijdagen. Daardoor vervreemdt Thérèse dan van de aardse werkelijkheid.
Ita Wegman beoordeelt de gebeurtenissen in Konnersreuth dan ook niet als iets waarbij de natuurwetten worden doorbroken, maar waarbij als gevolg van het lijden de makrokosmos direkt op de mens kan inwerken. Dat staat los van religie:
“Daher ist der Fall von Konnersreuth auch keine Angelegenheit eines bestimmten Glaubensbekenntnisses, sondern eine allgemein menschliche”.
Een en ander leidt dan tot haar nadrukkelijke afwijzing van stigmatisatie als zodanig:
“So kann dies Ereignis in Konnersreuth nur die Bedeutung haben eines außerordentlichen, interessanten Hinweises auf die Realität geistiger Wirksamkeit. Es ist nicht ein nachzufolgender Weg, der etwa aus einer gesunden geistigen Entwickelung heraus betreten werden soll”.
Ita Wegman geeft verder geen behandeling aan die tot genezing kan leiden.
Verschillende visies
De vraag is hoe het visieverschil tussen Rudolf Steiner en Ita Wegman is ontstaan.
Rudolf Steiner stelt uitdrukkelijk dat er geen sprake is van een ziekte, maar van een gevolg van de meditatie, die hij omschrijft als "christelijke scholingsweg". Men krijgt uit zijn omschrijving het beeld van een blijvende, wezenlijke constitutieverandering, als gevolg van de werking vanuit de geestelijke wereld.
Ita Wegman probeert een diagnose te stellen. Zij zou die arme Thérèse graag willen genezen, maar heeft geen medicatie voorhanden, anders zou ze die zeker aanbevelen. Maar voor haar gaat het om een ziekte, dat is duidelijk.
Zij verwijst met geen woord naar hetgeen Rudolf Steiner over stigmatisatie heeft gezegd.
De verklaring daarvoor kan men vinden in de biografie die J.E. Zeylmans van Emmichoven over Ita Wegman heeft geschreven (lit. 3). In deel 1 wordt zo nauwkeurig mogelijk beschreven bij welke voordrachten van Rudolf Steiner Ita Wegman aanwezig is geweest. Dat vindt men met name in het gedeelte van de pagina's 40 tot 76.
Waar was Ita Wegman op 6 juni 1907, 30 mei 1908 en 14 oktober 1911?
Van 1905 tot 1920 woonde Ita Wegman in Zürich. Zij studeerde daar voor arts en promoveerde in 1912.
Met Pinksteren 1907 bezocht zij München, ter gelegenheid van het Kongres van de International Theosophical Society. Daarbij had zij op 29 of 30 mei van dat jaar een gesprek met Rudolf Steiner. Er wordt niet vermeld dat zij de voordracht op 6 juni heeft bijgewoond (pag. 54).
Waar Ita Wegman in 1908 verbleef wordt niet aangegeven, maar vermoedelijk was zij toen weer in Zürich. Er staat niet dat zij op 30 mei naar Hamburg is gegaan om Rudolf Steiner daar te horen.
4
Van maart 1909 tot juni 1910 woonde Ita Wegman in München, om beter in staat te zijn om voordrachten van Rudolf Steiner bij te wonen. Op pagina 55 staan de voordrachten genoemd die zij daar wellicht zou hebben bijgewoond.
In juni 1911 reisde Ita naar haar ouders in Nederland, in augustus maakte zij de mysteriedrama's in München mee, om vervolgens weer naar Zürich terug te keren om aan haar promotie onderzoek te gaan werken. Er staat nergens dat zij in oktober de serie "Wegen naar Christus" heeft bijgewoond. Dat zij de voordracht van 14 oktober 1911 heeft meegemaakt, lijkt dus uiterst onwaarschijnlijk (pag. 61).
Ofwel, de oplossing van dit "enigma" kan men vrij eenvoudig verklaren: Ita Wegman was op dit punt niet op de hoogte van de visie van Rudolf Steiner over de christelijke scholingsweg.
Literatuur
1. Ita Wegman,”Im Anbruch des Wirkens für eine Erweiterung der Heilkunst nach geisteswissentschaftlicher Menschenkunde”, Jahrgang II, Heft 3/4 , September/Oktober 1927, Natura-Verlag, Arlesheim/Schweiz 1956.
2. Rob Steinbuch,” Stigmata in het licht van de antroposofie” , 2011.
3. J.E.Zeylmans van Emmichoven, “Wer war Ita Wegman – eine Dokumentation”, Edition Georgenberg, Heidelberg, 1990, 1992.
4. www.thereseneumann.de/theresedutch/main/biografie.htm.
5. Wolfgang Garvelmann, “Sie sehen Christus – Erlebnisberichte von der Passion und der Auferstehung Christi”, Verlag am Goetheanum 2008.
6. Bodo von Plato, “Anthroposophie im 20. Jahrhundert – Ein Kulturimpuls in biografischen Porträts”, Verlag am Goetheanum, 2003, Pag. 699 en 700.
Nawoord
Ita Wegman’s artikel wordt wel in verband gebracht met de voordrachten die Rudolf Steiner op 9 en 10 september 1924 in Dornach in het kader van de Pastoral Medizinische Kurs in Dornach hield (GA 318). Daarbij bedoelde hij – zoals blijkt uit de voetnoot op pag. 200 - Teresia van Avila (1515 – 1582), een Spaanse Karmelietes, wiens gedrag bepaalde pathologische trekken vertoonde. Over haar had Rudolf Steiner al eerder gesproken: zie de GA’s 137 (Oslo, 1912), 199 (Dornach 1920) en 205 (Dornach 1921).
De Thérèse van Lisieux, waarmee Thérèse Neumann zich nauw verbonden voelde, leefde van 1873 tot 1897. Zij was ook Karmelietes – en wel een hele jonge – maar was het toonbeeld van zachtaardigheid. De Engelse schrijfster Vita Sackeville – West (1892 - 1962) heeft hen beiden in 1943 met elkaar vergeleken in haar roman “The eagle and the dove”. Die titel zegt genoeg. Bij geen van deze beide Theresia’s is overigens sprake van stigmata geweest.
Wanneer Rudolf Steiner in 1924 over “Theresia” spreekt gaat het dus in ieder geval niet om Thérèse Neumann (1898 – 1962). Die werd pas in 1926 gestigmatiseerd. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Rudolf Steiner ooit van haar heeft gehoord.
R.T. (Rob) Steinbuch
Damhertlaan 129
3972 DD Driebergen
Tel. 0343-512491
E-mail steinb@dds.nl
YYY terug naar inhoudsopgave