Translate

maandag 14 juni 2010

Het fenomeen Nicolaas de Jong 2, bedoeld ter plaatsing in Motief doch afgewezen

Nicolaas de Jong overleden 

Een nagekomen bericht: op 11 maart is astrosoof, landschapsheler, 

kunstenaar en docent Nicolaas de Jong overleden.

Zijn zeer omvangrijke en veelzijdige werk wordt wellicht 

door zijn zoon voortgezet.

www.jaspisschool.eu

www.runework.eu

Onderstaand artikel is alleen voor privegebruik van de webmaster. De auteur van het artikel Gerard Hermans heeft geen toestemming gegeven om dit artikel openbaar te maken. er rust dus een copyright op.
Mocht iemand dit toch onder ogen komen, dient bovenstaande in acht genomen te worden.

Het fenomeen Nicolaas de Jong

Uit de begintijd van de antroposofie, in de tijd dat Rudolf Steiner nog ‘Generalsekretär’ van de Duitse afdeling van de Theosofische Vereniging was, zijn verschillende verhalen bekend die illustreren hoe het thema reïncarnatie destijds beleefd werd. Het bekendst is misschien wel het verhaal van het Weense café waar schilderijen waren opgehangen van bekende historische figuren, en waar sommige theosofen er een gewoonte van hadden gemaakt om tijdens bijeenkomsten onder of tegenover het schilderij te gaan zitten waarvan zij de reïncarnatie dachten te zijn. Achteraf gezien niet zo verwonderlijk dat Rudolf Steiner op grote weerstand stuitte toen hij het thema karma en reïncarnatie op een nieuwe, moderne manier wilde behandelen aan de hand van ‘praktische karma-oefeningen’. Want we hoeven er niet aan te twijfelen dat er in het licht van een echte zelfkennis weinig overgebleven zou zijn van al deze vermeen­de reïncarnaties.
            Het idee de reïncarnatie te zijn van een concrete, liefst ook nog belangrijke of interessante persoon, is een elementaire valstrik van de esoterische studie en/of scholing. De antroposofie onderscheidt zich in dit opzicht in zoverre van andere esoterische stromingen, dat zij het begrip karma veel meer centraal stelt dan het begrip reïncarnatie en verschillende praktische methodes aanreikt om zelfstandig en bewust voorstellingen over de werkingen van het karma te ontwikkelen. Wanneer na jarenlange toegewijde karma-oefeningen mogelijkerwijs een concrete voorstelling ontstaat over een voorgaande incarnatie, zijn zulke intieme persoonlijke ervaringen nauwelijks met andere mensen te delen. En terecht, want onvermijdelijk oefen je een invloed uit op de vrije oordeelsvorming van anderen. Het meest ondenkbare, vanuit de antroposofie gezien, is wel dat iemand zich als een helderziende presenteert en op grond van deze helderziendheid hele reeksen van incarnaties gaat ontrafelen, van allerlei bekende, gewichtige personen, van de grote christelijke ingewijden zelfs, met als uiteindelijke clou dat hij zelf een van deze grote ingewijden is. Alleen al het feit dat iemand zo oppervlakkig met zulke belangrijke onderwerpen zou omgaan, maakt hem in feite ongeschikt als ingewijde, zelfs als helderziende.
            De aanleiding om een beschouwing als deze te houden, is een artikel van de hand van Nicolaas de Jong in het tijdschrift Bruisvat[1]. In dit artikel schetst De Jong twee individualiteiten in de loop van een tiental incarnaties zoals ze, steeds als tegenstanders van elkaar, op belangrijke momenten in de geschiedenis ‘opduiken’. De een vertegenwoordigt daarbij telkens het kwaad: hij is een zwarte magier, een tegenstander van de Graal, oprichter van de orde van de Jezuïten, een despoot, enz. De ander vertegenwoordigt het goede: hij bestrijdt telkens de andere individualiteit – overwint hem vaak maar niet altijd - en is een van de grote christelijke ingewijden. De slechterik wordt in het artikel ontmaskert als een lid van het oprichtingsbestuur van de antroposofische vereniging. De identiteit van de christelijke ingewijde daarentegen wordt niet onthuld.
            Het doel van de schrijver is nu om dit soort, in mijn ogen absurde, ideeën eens te schetsen en om te proberen aan te tonen dat Nicolaas de Jong zichzelf als deze christelijke ingewijde op het oog heeft. Om dat aannemelijk te maken is het noodzakelijk verschillende andere opvattingen van De Jong erbij te nemen en daartoe put ik uit zijn boek Esoterisch Christendom tot heden[2]. Ik zal hier niet proberen deze opvattingen te weerleggen met bijvoorbeeld citaten uit de ‘Gesamtausgabe’, om een woordenstrijd te vermijden. Zo’n woordenstrijd zou ook weinig zinvol zijn, want De Jong baseert zijn karma-onderzoekingen op helderziendheid en geeft bovendien expliciet aan dat zijn helderziendheid boven die van Rudolf Steiner uitstijgt[3]; een standpunt waarmee hij het antroposofische gedachtengoed naar willekeur kan overnemen of “corrigeren”.

Om te beginnen is het goed de incarnatiereeksen die De Jong in zijn artikel in Bruisvat beschrijft de revue te laten passeren. Het begint bij de oud-testamentische figuur van koning Saul. De Jong beschrijft deze koning als een tegenstander van Jahweh die in deze incarnatie voor het eerst van het rechte pad afwijkt. In het daaropvolgende leven incarneert koning Saul volgens De Jong opnieuw in het Joodse volk, dit keer als een rabbi circa 100 jaar voor Christus, die zich verzet tegen de esoterische impuls die uitgaat van Jeshu ben Pandira. In het begin van onze jaartelling volgt een incarnatie als christelijke martelaar: de heilige Stefanus, die volgens De Jong moet ervaren dat zijn daden door Christus worden afgewezen. In de nachristelijke incarnaties openbaren de boze krachten zich steeds sterker in deze individualiteit. Allereerst volgt een incarnatie als Taotl in Mexico (in de 4e eeuw) waar hij als leider van zwart-ma­gi­sche mysteriën mensenoffers praktiseert Daarna is hij de grote tegenstander van de graals­­mysteriën in de 9e eeuw: Klingsor. Gevolgd door de Franse koning Philips de Schone (14e eeuw) die erin slaagt de orde der Tempeliers te verdelgen. In de 16e eeuw richt deze individualiteit als Ignatius van Loyola de beruchte orde der Jezuïeten op, gevolgd door een incarnatie als Swedenborg. Tenslotte duikt deze persoon in de 20e eeuw opnieuw op in de geschiedenis, nu als schrijver en kunstenaar en wordt door Rudolf Steiner in 1924 in het bestuur van de nieuw opgerichte antroposofische vereniging beroepen: Albert Steffen. Als Rudolf Steiner dit toch eens geweten had…
            De andere individualiteit waar het in De Jongs artikel om gaat wordt heel wat eervoller beschreven. Het gaat hier om Skythianos, een naam waarmee in de antroposofie een geheimzinnige ingewijde wordt aangeduid die de helderziendheid zoals die in de Atlantische tijd bestond, behoedt tot aan het volgende kultuurtijdperk. Voor zover mij bekend heeft Rudolf Steiner nooit gesproken over concrete incarnaties van deze ingewijde. De Jong beschouwt hem als een Germaanse ingewijde die de Runen-mysteriën op aarde brengt. Pythagoras is een van zijn incarnaties in de voorchristelijke tijd. Als Jeshu ben Pandira komt deze ingewijde in conflict met de bovengenoemde Joodse rabbi en wordt gestenigd. Een incarnatie in de tijd van Jezus van Nazareth wordt door De Jong niet beschreven. In de 4e eeuw incarneert Skythianos volgens De Jong als Quetzalcoatl in Mexico en slaagt erin zijn vroegere tegenstander Taotl te overwinnen. In een incarnatie als ridder Gawain in de 9e eeuw herhaalt hij dit kunststukje door de tovenaar Klingsor te overwinnen. Daarna komt hij als Hugo Paëns op aarde en is hij een van de oprichters van de orde der Tempeliers, die door de andere individualiteit enkele eeuwen later vernietigd wordt. Hierna volgen incarnaties als Nostradamos, Johannes Kepler, Spinoza. In de 20e eeuw keert de geheimzinnige ingewijde Skythianos volgens De Jong terug op aarde als een van de leden van het oprichtingsbestuur van de antroposofische vereniging: Elisabeth Vreede.

Het zou niet moeilijk zijn om aan te tonen dat Rudolf Steiner over veel van de hier genoemde personen geheel andere aanwijzingen heeft gegeven, maar in plaats daarvan wil ik demonstreren hoe De Jong laat doorschemeren dat hij zichzelf als de reïncarnatie beschouwt van de hele rij van personen van Skythianos tot en met Elisabeth Vreede. Een eerste aanwijzing is te vinden in het feit dat De Jong een reeks kleine geschriften heeft uitgebracht als Rune-boeken onder de noemer van het Rune-initatief. Dit valt natuurlijk op omdat hij veronderstelt dat Skythianos in een oude Germaanse tijd deze Rune-tekens op aarde heeft gebracht. Hij schrijft: “onder andere in de Edda, de op schrift gestelde overlevering van de Germaanse mysterie-inhouden, wordt gewag gemaakt van de nieuwe mysteriën. Daartoe dient nu voorbereidend werk te worden verricht, om deze te kunnen starten.” Op deze manier suggereert hij de voortzetter te zijn van een impuls van Skythianos.
            Het gebruik van de uitdrukking “nieuwe mysteriën” schept natuurlijk de nodige verwarring. Is daarmee de antroposofie bedoeld? Neen. De Jong beschouwt Albert Steffen als de kwade genius achter de conflicten in de antroposofische vereniging in de jaren dertig – wanneer het karma-onderzoek van De Jong zou kloppen, mogen we inderdaad blij zijn dat we deze crises nog kunnen navertellen – en trekt daaruit de conclusie dat de impuls van de “nieuwe mysteriën” binnen de antroposofische vereniging mislukt is. Hij gaat niet in op de opmerkelijke gebeurtenissen later in de 20e eeuw die tot een herstel van deze breuk hebben geleid, iets wat in de geschiedenis van geestelijke bewegingen uniek genoemd mag worden. Hoe dit ook zij, De Jong ziet zijn initiatieven als de beslissende volgende stap in het grondvesten van “nieuwe mysteriën”. Sterker nog, hij schrijft zelfs dat dit voorspeldt is: “Rudolf Steiner heeft aangegeven dat de woordmysteriën later in de 20e eeuw zouden verschijnen in de cultuur”. Hier stuiten we op de uitdrukking “woordmysteriën” die opnieuw op meerdere manieren te interpreteren is.
            De Jong gebruikt de term woordmysteriën in de (overigens door hemzelf bedachte) betekenis van mysteriën die boven een imaginatief niveau (helder denken) uitstijgen en een inspiratief en intuïtief  niveau (respectievelijk helder voelen en helder willen) bereiken. De antroposofie die Rudolf Steiner ontwikkelde is volgens hem op een imaginatief niveau blijven steken. Daarentegen heeft zijn innerlijke ontwikkeling de hogere niveaus wel bereikt. Vanuit deze krachten kan hij nieuwe mysterie-impulsen aanreiken: “de door mij ontwikkelde methoden van samenzingend verschijnselen benaderen en van organisch vormgeven vanuit de mens en de natuurlijke processen, bieden mogelijkheden om de wetenschap en de kunsten op deze nieuwe ontwikkelingen [helder voelen, helder willen] af te stemmen”. Overigens bevat de titel van zijn boek Esoterisch christendom tot heden in de zinswending tot heden ook een verwijzing naar zijn eigen initiatieven, en niet – wat je zou kunnen denken – naar de antroposofie.
            In veel van zijn boekjes gebruikt De Jong schema’s die op de 12 sterrenbeelden en de 7 planeten gebaseerd zijn. Als een soort overkoepelende term voor deze vormen van kosmologische esoterie gebruikt hij de term astrosofie. De inzichten die hij op deze manier als astrosoof ten toon spreidt, kunnen zo bijdragen aan de suggestie dat hij een reïncarnatie van Elisabeth Vreede zou zijn. Elisabeth Vreede was immers de eerste leidster van de mathematisch-astronomische sectie van de vrije hogeschool voor geesteswetenschap. Dat dit inderdaad zo is (ik bedoel nu de suggestie en niet de reïncarnatie!) blijkt bijvoorbeeld uit een folder van het Willehalm-instituut in Amsterdam[4], waarin in het kader van een nauwere samenwerking met Nicolaas de Jong wordt opgemerkt dat deze “bewust aansluit bij het werk van Elisabeth Vreede”.
            Een ander aspect van de term “woordmysteriën” is het feit dat De Jong hiermee wil refereren aan de missie van de zogenaamde Maitreya Boddhisattva. “Een brenger van het goede te zijn, door middel van het woord”, is een korte karakteristiek van deze missie door Rudolf Steiner. Dit is een nogal heikel onderwerp om te bespreken, aangezien tal van esoterische stromingen zich als representant of incarnatie van de Maitreya Boddhisattva proberen te profileren, zodat je je in zekere zin in een wespennest van intriges begeeft. Als voorbeeld de beweging rond Benjamin Creme of de beweging rond Valentin Tomberg. Maar goed, De Jong wil een reïncarnatie zijn van Jeshu ben Pandira en weet natuurlijk donders goed dat daarmee deze individualiteit bedoeld is. De vraag rijst daarom of De Jong misschien ambities heeft mee te doen in de race om als groot helderziende erkent te worden. Door Rudolf Steiner wordt een dergelijke wereldwijde wedijver beschreven als een van de processen die de toekomstige incarnatie van Ahriman voorbereiden.

Als afsluiting wil ik de vraag bespreken of de sop de kool wel waard is. Neem eens de volgende passage in een bericht van de Amsterdamse ‘Dynamische Dinsdag’–groep[5]: “Een belangrijke ontmoeting was die met Nicolaas de Jong in 1996. Door hem kregen we oog voor verwaarloosde, maar breed toepasbare onderzoeksgebieden in de geesteswetenschap: astrosofie en de daaruit voortvloeiende methoden en technieken. Het aantal cursussen heeft sindsdien een hoge vlucht genomen”. Verder bestaan er rondom De Jong verschillende initiatieven: het Orifiël-instituut, de stichting Fjodor, het tijdschrift Bruisvat en is er een samenwerking met het Willehalm instituut. Ook in Motief kunnen we met regelmaat artikelen lezen die uit deze kring afkomstig zijn. Ver­­­­­vol­gens moeten we ons realiseren dat het karma-onderzoek van De Jong zich niet beperkt tot de twee voorbeelden die hier gekozen zijn. In een interview vertelde Thomas Meyer al eens reïncarnaties van de antroposo­fische pioniers D. N. Dunlop, W. J. Stein en L. Polzer-Hoditz op bezoek te hebben gehad, en zei: “deze illusies waren aan deze jonge mensen op­gedist door een helderziende”[6]. Zodat ik vrees dat er door De Jong toch wel meer schade is aangericht dan ons lief is.

 

Amsterdam, 25 januari 2002

Gerard Hermans, IJselstraat 4-II, 1078 CH Amsterdam

Tel: 020-6704944, e-mail: gh@gerard-hermans.demon.nl

Noten:



[1]    Nicolaas de Jong in Bruisvat 6, winter 2001.
[2]    Esoterisch christendom tot heden, Nicolaas de Jong, 1999 (hfdstk 1 en 2).
[3]    De antroposofie heeft volgens De Jong slechts een imaginatief niveau bereikt, terwijl De Jong zelf een ontmoeting met Christus (in een wolk) op inspiratief en intuïtief niveau heeft ervaren.
[4]    WIN-7, 6 januari 1998.
[5]    Arjen Nijeboer in De Zeven Provinciën, september 2000.
[6]    Interview T. Meyer, internet: www.perseus.ch/archiv/archiv_texte/html_alt/meyer_interview.htm. Dat met deze helderziende De Jong is bedoeld, is de schrijver persoonlijk verteld door een van deze jonge mensen.