Nicolaas de Jong overleden
Een nagekomen bericht: op 11 maart is astrosoof, landschapsheler,
kunstenaar en docent Nicolaas de Jong overleden.
Zijn zeer omvangrijke en veelzijdige werk wordt wellicht
door zijn zoon voortgezet.
Onderstaand artikel is alleen voor privegebruik van de webmaster. De auteur van het artikel Gerard Hermans heeft geen toestemming gegeven om dit artikel openbaar te maken. er rust dus een copyright op.Mocht iemand dit toch onder ogen komen, dient bovenstaande in acht genomen te worden.
Het fenomeen Nicolaas de Jong
Uit
de begintijd van de antroposofie, in de tijd dat Rudolf Steiner nog
‘Generalsekretär’ van de Duitse afdeling van de Theosofische Vereniging was,
zijn verschillende verhalen bekend die illustreren hoe het thema reïncarnatie
destijds beleefd werd. Het bekendst is misschien wel het verhaal van het Weense
café waar schilderijen waren opgehangen van bekende historische figuren, en
waar sommige theosofen er een gewoonte van hadden gemaakt om tijdens bijeenkomsten
onder of tegenover het schilderij te gaan zitten waarvan zij de reïncarnatie
dachten te zijn. Achteraf gezien niet zo verwonderlijk dat Rudolf Steiner op
grote weerstand stuitte toen hij het thema karma en reïncarnatie op een nieuwe,
moderne manier wilde behandelen aan de hand van ‘praktische karma-oefeningen’.
Want we hoeven er niet aan te twijfelen dat er in het licht van een echte
zelfkennis weinig overgebleven zou zijn van al deze vermeende reïncarnaties.
Het idee de reïncarnatie te zijn van
een concrete, liefst ook nog belangrijke of interessante persoon, is een
elementaire valstrik van de esoterische studie en/of scholing. De antroposofie
onderscheidt zich in dit opzicht in zoverre van andere esoterische stromingen,
dat zij het begrip karma veel meer centraal stelt dan het begrip reïncarnatie
en verschillende praktische methodes aanreikt om zelfstandig en bewust
voorstellingen over de werkingen van het karma te ontwikkelen. Wanneer na
jarenlange toegewijde karma-oefeningen mogelijkerwijs
een concrete voorstelling ontstaat over een voorgaande incarnatie, zijn zulke
intieme persoonlijke ervaringen nauwelijks met andere mensen te delen. En
terecht, want onvermijdelijk oefen je een invloed uit op de vrije
oordeelsvorming van anderen. Het meest ondenkbare, vanuit de antroposofie
gezien, is wel dat iemand zich als een helderziende presenteert en op grond van
deze helderziendheid hele reeksen van incarnaties gaat ontrafelen, van allerlei
bekende, gewichtige personen, van de grote christelijke ingewijden zelfs, met
als uiteindelijke clou dat hij zelf een van deze grote ingewijden is. Alleen al
het feit dat iemand zo oppervlakkig met zulke belangrijke onderwerpen zou
omgaan, maakt hem in feite ongeschikt als ingewijde, zelfs als helderziende.
De aanleiding om een beschouwing als
deze te houden, is een artikel van de hand van Nicolaas de Jong in het
tijdschrift Bruisvat[1].
In dit artikel schetst De Jong twee individualiteiten in de loop van een
tiental incarnaties zoals ze, steeds als tegenstanders van elkaar, op belangrijke
momenten in de geschiedenis ‘opduiken’. De een vertegenwoordigt daarbij telkens
het kwaad: hij is een zwarte magier, een tegenstander van de Graal, oprichter
van de orde van de Jezuïten, een despoot, enz. De ander vertegenwoordigt het
goede: hij bestrijdt telkens de andere individualiteit – overwint hem vaak maar
niet altijd - en is een van de grote christelijke ingewijden. De slechterik
wordt in het artikel ontmaskert als een lid van het oprichtingsbestuur van de
antroposofische vereniging. De identiteit van de christelijke ingewijde daarentegen
wordt niet onthuld.
Het doel van de schrijver is nu om
dit soort, in mijn ogen absurde, ideeën eens te schetsen en om te proberen aan
te tonen dat Nicolaas de Jong zichzelf
als deze christelijke ingewijde op het oog heeft. Om dat aannemelijk te maken
is het noodzakelijk verschillende andere opvattingen van De Jong erbij te nemen
en daartoe put ik uit zijn boek Esoterisch
Christendom tot heden[2].
Ik zal hier niet proberen deze opvattingen te weerleggen met bijvoorbeeld citaten
uit de ‘Gesamtausgabe’, om een woordenstrijd te vermijden. Zo’n woordenstrijd
zou ook weinig zinvol zijn, want De Jong baseert zijn karma-onderzoekingen op
helderziendheid en geeft bovendien expliciet aan dat zijn helderziendheid boven
die van Rudolf Steiner uitstijgt[3];
een standpunt waarmee hij het antroposofische gedachtengoed naar willekeur kan
overnemen of “corrigeren”.
Om
te beginnen is het goed de incarnatiereeksen die De Jong in zijn artikel in Bruisvat beschrijft de revue te laten
passeren. Het begint bij de oud-testamentische figuur van koning Saul. De Jong
beschrijft deze koning als een tegenstander van Jahweh die in deze incarnatie
voor het eerst van het rechte pad afwijkt. In het daaropvolgende leven
incarneert koning Saul volgens De Jong opnieuw in het Joodse volk, dit keer als
een rabbi circa 100 jaar voor Christus, die zich verzet tegen de esoterische
impuls die uitgaat van Jeshu ben Pandira. In het begin van onze jaartelling
volgt een incarnatie als christelijke martelaar: de heilige Stefanus, die
volgens De Jong moet ervaren dat zijn daden door Christus worden afgewezen. In
de nachristelijke incarnaties openbaren de boze krachten zich steeds sterker in
deze individualiteit. Allereerst volgt een incarnatie als Taotl in Mexico (in
de 4e eeuw) waar hij als leider van zwart-magische mysteriën
mensenoffers praktiseert Daarna is hij de grote tegenstander van de graalsmysteriën
in de 9e eeuw: Klingsor. Gevolgd door de Franse koning Philips de
Schone (14e eeuw) die erin slaagt de orde der Tempeliers te
verdelgen. In de 16e eeuw richt deze individualiteit als Ignatius
van Loyola de beruchte orde der Jezuïeten op, gevolgd door een incarnatie als
Swedenborg. Tenslotte duikt deze persoon in de 20e eeuw opnieuw op
in de geschiedenis, nu als schrijver en kunstenaar en wordt door Rudolf Steiner
in 1924 in
het bestuur van de nieuw opgerichte antroposofische vereniging beroepen: Albert
Steffen. Als Rudolf Steiner dit toch eens geweten had…
De andere individualiteit waar het
in De Jongs artikel om gaat wordt heel wat eervoller beschreven. Het gaat hier
om Skythianos, een naam waarmee in de antroposofie een geheimzinnige ingewijde
wordt aangeduid die de helderziendheid zoals die in de Atlantische tijd bestond,
behoedt tot aan het volgende kultuurtijdperk. Voor zover mij bekend heeft
Rudolf Steiner nooit gesproken over concrete incarnaties van deze ingewijde. De
Jong beschouwt hem als een Germaanse ingewijde die de Runen-mysteriën op aarde
brengt. Pythagoras is een van zijn incarnaties in de voorchristelijke tijd. Als
Jeshu ben Pandira komt deze ingewijde in conflict met de bovengenoemde Joodse
rabbi en wordt gestenigd. Een incarnatie in de tijd van Jezus van Nazareth
wordt door De Jong niet beschreven. In de 4e eeuw incarneert
Skythianos volgens De Jong als Quetzalcoatl in Mexico en slaagt erin zijn
vroegere tegenstander Taotl te overwinnen. In een incarnatie als ridder Gawain
in de 9e eeuw herhaalt hij dit kunststukje door de tovenaar Klingsor
te overwinnen. Daarna komt hij als Hugo Paëns op aarde en is hij een van de
oprichters van de orde der Tempeliers, die door de andere individualiteit
enkele eeuwen later vernietigd wordt. Hierna volgen incarnaties als
Nostradamos, Johannes Kepler, Spinoza. In de 20e eeuw keert de
geheimzinnige ingewijde Skythianos volgens De Jong terug op aarde als een van
de leden van het oprichtingsbestuur van de antroposofische vereniging:
Elisabeth Vreede.
Het
zou niet moeilijk zijn om aan te tonen dat Rudolf Steiner over veel van de hier
genoemde personen geheel andere aanwijzingen heeft gegeven, maar in plaats
daarvan wil ik demonstreren hoe De Jong laat doorschemeren dat hij zichzelf als
de reïncarnatie beschouwt van de hele rij van personen van Skythianos tot en
met Elisabeth Vreede. Een eerste aanwijzing is te vinden in het feit dat De
Jong een reeks kleine geschriften heeft uitgebracht als Rune-boeken onder de
noemer van het Rune-initatief. Dit valt natuurlijk op omdat hij veronderstelt
dat Skythianos in een oude Germaanse tijd deze Rune-tekens op aarde heeft
gebracht. Hij schrijft: “onder andere in de Edda, de op schrift gestelde
overlevering van de Germaanse mysterie-inhouden, wordt gewag gemaakt van de
nieuwe mysteriën. Daartoe dient nu voorbereidend werk te worden verricht, om
deze te kunnen starten.” Op deze manier suggereert hij de voortzetter te zijn
van een impuls van Skythianos.
Het gebruik van de uitdrukking
“nieuwe mysteriën” schept natuurlijk de nodige verwarring. Is daarmee de
antroposofie bedoeld? Neen. De Jong beschouwt Albert Steffen als de kwade
genius achter de conflicten in de antroposofische vereniging in de jaren dertig
– wanneer het karma-onderzoek van De Jong zou kloppen, mogen we inderdaad blij
zijn dat we deze crises nog kunnen navertellen – en trekt daaruit de conclusie
dat de impuls van de “nieuwe mysteriën” binnen de antroposofische vereniging
mislukt is. Hij gaat niet in op de opmerkelijke gebeurtenissen later in de 20e
eeuw die tot een herstel van deze breuk hebben geleid, iets wat in de
geschiedenis van geestelijke bewegingen uniek genoemd mag worden. Hoe dit ook
zij, De Jong ziet zijn initiatieven als de beslissende volgende stap in het
grondvesten van “nieuwe mysteriën”. Sterker nog, hij schrijft zelfs dat dit
voorspeldt is: “Rudolf Steiner heeft aangegeven dat de woordmysteriën later in
de 20e eeuw zouden verschijnen in de cultuur”. Hier stuiten we op de
uitdrukking “woordmysteriën” die opnieuw op meerdere manieren te interpreteren
is.
De Jong gebruikt de term
woordmysteriën in de (overigens door hemzelf bedachte) betekenis van mysteriën
die boven een imaginatief niveau (helder denken) uitstijgen en een inspiratief
en intuïtief niveau (respectievelijk
helder voelen en helder willen) bereiken. De antroposofie die Rudolf Steiner
ontwikkelde is volgens hem op een imaginatief niveau blijven steken. Daarentegen
heeft zijn innerlijke ontwikkeling de hogere niveaus wel bereikt. Vanuit deze
krachten kan hij nieuwe mysterie-impulsen aanreiken: “de door mij ontwikkelde
methoden van samenzingend verschijnselen benaderen en van organisch vormgeven
vanuit de mens en de natuurlijke processen, bieden mogelijkheden om de
wetenschap en de kunsten op deze nieuwe ontwikkelingen [helder voelen, helder
willen] af te stemmen”. Overigens bevat de titel van zijn boek Esoterisch christendom tot heden in de
zinswending tot heden ook een verwijzing
naar zijn eigen initiatieven, en niet – wat je zou kunnen denken – naar de
antroposofie.
In veel van zijn boekjes gebruikt De
Jong schema’s die op de 12 sterrenbeelden en de 7 planeten gebaseerd zijn. Als
een soort overkoepelende term voor deze vormen van kosmologische esoterie
gebruikt hij de term astrosofie. De inzichten die hij op deze manier als astrosoof ten toon spreidt, kunnen zo
bijdragen aan de suggestie dat hij een reïncarnatie van Elisabeth Vreede zou
zijn. Elisabeth Vreede was immers de eerste leidster van de
mathematisch-astronomische sectie van de vrije hogeschool voor
geesteswetenschap. Dat dit inderdaad zo is (ik bedoel nu de suggestie en niet
de reïncarnatie!) blijkt bijvoorbeeld uit een folder van het Willehalm-instituut
in Amsterdam[4],
waarin in het kader van een nauwere samenwerking met Nicolaas de Jong wordt
opgemerkt dat deze “bewust aansluit bij het werk van Elisabeth Vreede”.
Een ander aspect van de term
“woordmysteriën” is het feit dat De Jong hiermee wil refereren aan de missie
van de zogenaamde Maitreya Boddhisattva. “Een brenger van het goede te zijn,
door middel van het woord”, is een korte karakteristiek van deze missie door
Rudolf Steiner. Dit is een nogal heikel onderwerp om te bespreken, aangezien
tal van esoterische stromingen zich als representant of incarnatie van de
Maitreya Boddhisattva proberen te profileren, zodat je je in zekere zin in een
wespennest van intriges begeeft. Als voorbeeld de beweging rond Benjamin Creme
of de beweging rond Valentin Tomberg. Maar goed, De Jong wil een reïncarnatie
zijn van Jeshu ben Pandira en weet natuurlijk donders goed dat daarmee deze
individualiteit bedoeld is. De vraag rijst daarom of De Jong misschien ambities
heeft mee te doen in de race om als groot helderziende erkent te worden. Door
Rudolf Steiner wordt een dergelijke wereldwijde wedijver beschreven als een van
de processen die de toekomstige incarnatie van Ahriman voorbereiden.
Als
afsluiting wil ik de vraag bespreken of de sop de kool wel waard is. Neem eens
de volgende passage in een bericht van de Amsterdamse ‘Dynamische
Dinsdag’–groep[5]: “Een
belangrijke ontmoeting was die met Nicolaas de Jong in 1996. Door hem kregen we
oog voor verwaarloosde, maar breed toepasbare onderzoeksgebieden in de
geesteswetenschap: astrosofie en de daaruit voortvloeiende methoden en
technieken. Het aantal cursussen heeft sindsdien een hoge vlucht genomen”.
Verder bestaan er rondom De Jong verschillende initiatieven: het
Orifiël-instituut, de stichting Fjodor, het tijdschrift Bruisvat en is er een samenwerking met het Willehalm instituut. Ook
in Motief kunnen we met regelmaat
artikelen lezen die uit deze kring afkomstig zijn. Vervolgens moeten we
ons realiseren dat het karma-onderzoek van De Jong zich niet beperkt tot de twee
voorbeelden die hier gekozen zijn. In een interview vertelde Thomas Meyer al
eens reïncarnaties van de antroposofische pioniers D. N. Dunlop,
W. J. Stein en L. Polzer-Hoditz op bezoek te hebben gehad, en
zei: “deze illusies waren aan deze jonge mensen opgedist door een
helderziende”[6].
Zodat ik vrees dat er door De Jong toch wel meer schade is aangericht dan ons
lief is.
Amsterdam, 25 januari 2002
Gerard Hermans ,
IJselstraat 4-II, 1078 CH Amsterdam
Tel: 020-6704944, e-mail: gh@gerard-hermans.demon.nl
Noten:
[1] Nicolaas de Jong in Bruisvat 6, winter 2001.
[2] Esoterisch
christendom tot heden, Nicolaas de Jong, 1999 (hfdstk 1 en 2).
[3] De antroposofie heeft volgens De Jong slechts
een imaginatief niveau bereikt,
terwijl De Jong zelf een ontmoeting met Christus (in een wolk) op inspiratief en intuïtief niveau heeft ervaren.
[4] WIN-7, 6 januari 1998.
[5] Arjen Nijeboer in De Zeven Provinciën, september 2000.
[6] Interview
T. Meyer, internet: www.perseus.ch/archiv/archiv_texte/html_alt/meyer_interview.htm. Dat met deze helderziende De Jong is bedoeld, is de schrijver
persoonlijk verteld door een van deze jonge mensen.